In Vlaanderen, maar ook in onze streek worden vlinders ‘Kapellekes’genoemd.
een kapellenweike is in feite een bloemrijk grasland. Hoe armer de grond, hoe meer soorten bloemen er groeien. Al deze bloem trekken vlinders en andere insekten, zoals wilde bijen aan. De bloemen bieden nectar en stuifmeel en daar voeden de insecten zich mee. Veel insektensoorten zijn afhankelijk van enkele soorten bloemen. Zo legt het oranjetipje graag haar eitjes op de pinksterbloem en look zonder look. Elke vlinder heeft zo zijn eigen waardplanten. Het verdwijnen van plantensoorten, bedreigt ook het voortbestaan van de vlindersoorten, die van deze plant afhankelijk zijn.
Graslanden, die in de winter vaak te nat zijn om er op te werken werden vroeger als hooiland gebruikt. Ze waren rijk aan kruiden, die het land een blauwige zweem gaven.
Zo’n stuk hooiland wordt dan ook blauwgrasland genoemd. Een stukje blauwgrasland vind je wanneer je vanaf het Kapellenweike  naar het ven loopt.